Teuten in Hamont-Achel


   
   

17de eeuw.
De Teuten van Hamont-Achel zijn in het midden van de 17de eeuw naar Nederland beginnen te trekken. Dit werd van vader op zoon doorverteld en volgens J. Melchior kan dit kloppen, want de registers der schepenbank van Hamont bevatten contracten van 21 februari 1685 tussen meesters en gezellen voor het drijven van handel in andere streken. Het is zelfs mogelijk dat dit daarvoor nog gebeurde zonder geschreven overeenkomsten.


De Teut Jan Hendrik Rijcken

18de eeuw.
In de 18de eeuw waren volgens dezelfde schrijver de voornaamste Teuten: Ballings, Bernearts, Claes, Daniëls, Feyen, Joosten, Lenders, Rijcken. Zij bezochten Nederland, Duitsland en de streek van de Lorreinen. In deze gebieden werd hun in deze eeuw verplicht vaste winkels op te richten.

Onder het Franse bewind waren er 60 Teuten. Tijdens deze periode konden de gegoede Teutenfamilies zich aan hun verplichtingen onttrekken door met de hele familie uit te wijken of door zich vrij te kopen met een plaatsvervanger.

19de eeuw.
De voormalige burgemeester Seyens (1813 - 1829) schrijft in een verzoekschrift van 9 september 1827 aan de Limburgse gouverneur te Maastricht dat er toen 50 Teuten waren in Hamont. Bekende Teuten waren: Simons, Rijcken, Claes, Ballings, Feyen, Driesen, Lenders, Vandaal, Daniëls, Murkens, Van Winkel, Theunissen, Spaas, Joosten, Cambeen.

In 1850 waren er nog slechts 40 Teuten in Hamont. De belangrijkste ervan waren: Keunen, Rooymans, Simons, Spaas, Wouters. Deze Teuten handelden vooral in kleding en zaden. Enkele onder hen waren ook bekwame paardenverzorgers.

Vanaf 1875 vestigden vele Teuten zich voorgoed in Nederland. Het begin van de 20ste eeuw betekende het einde der Teuterij. De laatste Teuten trokken naar Zuid-Nederland of naar de provincie Utrecht.

's Zondags werd er voor de preek van de hoogmis een Onze-Vader en een Weesgegroet gebeden voor de 'buitengangers'. Deze gewoonte begon in de 19de eeuw en duurde tot circa 1922.




Een Teutenfamilie aan tafel.

20ste eeuw.
In het begin van de WO I was bevoorrading vanuit Nederland nog mogelijk want Hamont was slechts in kleine mate bezet door de Duitsers. De Teuten kochten bloem op en de bakkers van Budel verwerkten die tot broden. In augustus 1916 werd de grens afgesloten door draadversperring onder elektrische hoogspanning. En was deze bevoorrading onmogelijk geworden.

Na WO I dreven ze nog enkele jaren handel maar de modernisering maakte de concurrentie te groot.

De laatste Hamonter Teut was Alfons Ballings die in 1929 voorgoed thuis bleef. Hij was geboren te Hamont in 1860 en overleed te Neerpelt in 1949.

Eén van de meest belangrijke Teutenfamilies was die van Simons, en dit vooral voor Achel. Ze zijn nog altijd vereeuwigd in de namen: het Simonsplein, het Simonshuis, de Simonsschool.

In Hamont leven de Teuten nog voort in de straatnaam: 'Teutenstraat'; de karnavalsvereniging: 'De Teutenpeuters'; en er zijn nog steeds enkele mooie Teutenhuizen.

Thuiskomst der Teuten.
Als de Teuten naar huis terugkeerden werd dit al dagen op voorhand meegedeeld per brief. De armere mensen die al iets vernomen hadden van de thuiskomst gingen de Teuten al tegemoet en keerden terug om het nieuws te melden. Deze 'boden' kregen dan een Teutenstuiver.

Ieder jaar werd op 2 en 3 januari het Teutengelag gevierd. Twee dagen achter elkaar was er dan een plechtige mis met offer. Ieder gezinshoofd legde dan ten minste een stuk van vijf frank in de schotel. De eerste dag offerde de handelende Teuten, en de tweede dag de voormalige Teuten. Ditmaal werd de opbrengst aan het gasthuis geschonken. Na de mis bezocht iedereen de herberg waar men 'dubbel oud' dronk, een Hamonter donker bier. Soms werd op de tweede dag door de jongere Teuten een toneelfeest gegeven waarop enkel de familie en een paar genodigden werden toegelaten. Op zo'n feest ging het er vaak luidruchtig aan toe.

Winterwerk.
's Winters hielden de Teuten ook hun handelsboeken bij, overlegden hun komende tochten en ontvingen vertegenwoordigers van fabrieken. De Hamonter Teuten deden hun inkopen gezamelijk omwille van de korting. De vertegenwoordigers verbleven dan 2 dagen in Hamont. Het fijne kantwerk voor de mutsen werd aangekocht in Beveren. Het moet wel een drukke handel zijn geweest, want sommige vertegenwoordigers beweerden dat ze, na het noteren van de Hamonter bestellingen, er een half jaar goed mee waren

Hamont-Achel en de Teuten.
De Teuten waren welgestelde lieden en grote weldoeners. Hier volgen enkele voorbeelden van wat ze deden:

Bouw van de windmolen in Hamont, namelijk de Napoleonsmolen, omdat de oude molen aan de Waag in Achel in 1800 omgewaaid was.

Bij de bouw van het Ursulinenklooster investeerden ze geld.

Ze stonden grond af voor een speelplaats en voor de weg recht te maken, ieder om beurt zorgden voor warme maaltijden voor de werkmannen.

Bij de bouw van het klooster der Zwartzusters investeerden ze veel geld.

Investeringen in de bouw van de St.-Laurentiuskerk.

In Hamont hield men ook rekening met de Teuten. Bij de voorbereidingen voor de aanleg van een spoorlijn wachtte het gemeentebestuur op de terugkeer van de Teuten om een algemeen onderzoek bij de bevolking te houden.